Vensterplaat Verzet tegen kinderarbeid

  1. Kinderarbeid in Nederland

    In de 19e eeuw gaan de meeste kinderen in Nederland niet naar school. Ze werken op het land, in de winkel of in de werkplaats. Kinderarbeid is dan heel normaal. Dan komt de Industriële Revolutie. Overal komen fabrieken die arbeiders nodig hebben. Ook kinderen gaan in de fabriek werken.

  2. Iedereen werkt mee

    In de negentiende eeuw is het heel normaal dat ook kinderen werken. Soms al vanaf hun vijfde of zesde jaar. De hele dag, soms wel 12 uur lang. Ook op zaterdag. Hun vaders verdienen niet genoeg geld om van te leven. Daarom moeten moeders en kinderen ook geld verdienen.

    Veel kinderen werken in fabrieken. De directeuren van de fabrieken vinden kinderarbeid wel handig. Kinderen hoeven ze niet zoveel te betalen als volwassenen. Dat is lekker goedkoop. Voor kinderen is werken ook net spelen, zeggen ze. Ze denken dat kinderen het werk niet zo erg vinden. Maar dat klopt niet! Het werk in de fabriek is gevaarlijk en zwaar.
    In textielfabrieken moeten kinderen bijvoorbeeld pluizen stof tussen de machines vandaan halen. Zij kunnen hier gemakkelijk bij, omdat ze nog klein zijn. Maar als ze niet snel genoeg bij de machine vandaan komen, kunnen er erge ongelukken gebeuren. Dat gebeurt soms ook, want de kinderen werken lang en slapen maar weinig. Daardoor zijn ze overdag te moe om goed op te letten.

  3. De stoommachine

    Deze fabrieksmachine werkt op stoom. Door de uitvinding van de stoommachine verandert de manier waarop dingen gemaakt worden. Eerst werd eigenlijk alles met de hand gemaakt. Maar door de stoommachine kunnen producten in het vervolg met machines gemaakt worden. Met machines kun je de dingen veel sneller en goedkoper maken.

    Fabrieksbazen zijn blij met de machines. Een weefmachine kan veel sneller een lap stof maken dan een ouderwets weefgetouw. Er kunnen nu op één dag veel meer lappen stof gemaakt worden dan vroeger. Dus de fabrieksdirecteur kan veel meer stof verkopen. Met dat geld kan hij nog grotere fabrieken bouwen.
    Voor arbeiders en hun kinderen zijn de fabrieken niet altijd een verbetering. De machines draaien dag en nacht. Arbeiders moeten daardoor langer werken dan vroeger. En het werk van kinderen wordt ook veel zwaarder. Vóór de tijd van de fabriek werkten ze ook wel, ze hielpen bijvoorbeeld thuis bij het weefgetouw. Maar in de fabriek moeten ze hard werken en de machines zijn gevaarlijk.

  4. Verzet tegen kinderarbeid

    Dit is Samuel van Houten. Vanaf 1864 is hij lid van de Tweede Kamer. Hij vindt dat er een eind moet komen aan kinderarbeid. In 1874 wordt zijn wet tegen kinderarbeid aangenomen. In dit Kinderwetje van Van Houten staat dat kinderen onder de twaalf jaar niet langer in fabrieken mogen werken.

    Na 1860 komt er steeds meer kritiek op kinderarbeid. Dokters en onderwijzers leggen uit waarom het werk ongezond is. Kinderen horen op school, zeggen ze. Beetje bij beetje beginnen ook fabrieksdirecteuren te snappen dat ze inderdaad beter kunnen wachten tot de kinderen hun lagere school hebben afgemaakt. Kinderen van twaalf jaar en ouder kunnen lezen en schrijven. Daar heb je veel meer aan.

    De fabrieksdirecteuren hebben de kinderen ook steeds minder nodig. Machines nemen het werk over. Als de lonen van de ouders stijgen, is het geld dat de kinderen verdienen ook niet meer zo nodig. Ze sturen hun kinderen steeds vaker en langer naar school. Ze snappen namelijk wel dat hun kinderen meer kunnen bereiken in het leven als ze naar school zijn geweest.

    Dan gaat ook de regering zich ermee bemoeien. In 1874 wordt het 'kinderwetje van Van Houten' aangenomen. Toch duurt het nog een tijd voordat kinderarbeid echt verdwijnt. Er wordt vaak niet gecontroleerd of fabrieken zich wel aan het Kinderwetje houden. Daardoor laten directeuren van fabrieken toch weer kinderen werken.

    Het Kinderwetje is nu heel bekend. Het is de eerste wet tegen kinderarbeid. Maar het is ook de eerste wet die iets zegt over de rechten van arbeiders. Zulke wetten noemen we sociale wetten. Er waren in die tijd geen regels over werktijden, loon of pensioen. Het Kinderwetje is de eerste sociale wet.

  5. Alle kinderen naar school

    Dertien jaar na het 'Kinderwetje van Van Houten' onderzoekt de Nederlandse regering of fabrieken zich wel aan de wet houden. En wat blijkt? Dat gebeurt niet. Er werken nog steeds veel kinderen in de fabrieken. De regering maakt daarom extra wetten. Pas als in 1901 de Leerplichtwet er komt, wordt kinderarbeid echt onmogelijk.

    In 1901 stemt de regering over de leerplichtwet. Daarin staat dat alle kinderen van zes tot en met twaalf jaar verplicht naar school moeten. Het is een spannende stemming. Samuel van Houten had samen met zijn Kinderwetje ook al een leerplichtwet ingediend. Die was toen niet aangenomen. Nu wordt er weer over een leerplichtwet gestemd. 49 mensen zijn tegen, 50 mensen zijn voor. Met één stem verschil wordt de leerplichtwet aangenomen! Vanaf die tijd gaan kinderen tot en met twaalf jaar naar school. En wie op school zit, kan niet werken. Zo wordt kinderarbeid onmogelijk.

  6. Een klusje of een bijbaantje

    Deze krantenbezorger is hard aan het werk. En ook jij doet thuis vast wel eens een klusje zoals je kamer opruimen, helpen met de vaat of de auto wassen. Maar dat is geen kinderarbeid.

    Met kinderarbeid bedoelen we dat kinderen die veel te jong zijn moeten werken voor een baas die ze slecht betaalt en slecht behandelt. Daardoor hebben ze geen tijd om naar school te gaan en te leren en kunnen ze later dus vaak ook geen goede baan vinden.

    Tegenwoordig moeten in Nederland kinderen tot en met zestien jaar naar school. Als je toch wilt werken, neem je een bijbaantje. Een bijbaantje is een baantje dat je na schooltijd doet. Vakkenvullen of kranten rondbrengen bijvoorbeeld. Werken onder schooltijd en te veel uren werken is verboden.

    Alle regels over werken voor kinderen staan in de Arbeidstijdenwet. Daar staat bijvoorbeeld in dat je onder je twaalfde geen officieel baantje mag hebben, net zoals in het Kinderwetje van Van Houten. Als je dertien bent, mag je alleen werk doen dat niet zwaar is, vakkenvullen bijvoorbeeld. En er moet altijd iemand zijn die op je kan letten.

    In de Arbeidstijdenwet is aan iedereen gedacht. Er staan ook regels in voor kinderen die musicalzanger of filmster zijn. Ook zij moeten gewoon naar school. Ze mogen maar een paar uur per dag werken: zingen of acteren. Het duurt dan wel lang voordat een film is opgenomen. Maar kinderarbeid willen we niet meer!

  7. Kinderarbeid in arme landen

    In Nederland is kinderarbeid verboden. Maar in veel landen op de wereld is dat niet zo. Er zijn nog ongeveer 250 miljoen kinderen die kinderarbeid moeten doen! Waarom bestaat kinderarbeid nog steeds?

    Kinderen werken omdat er anders niet genoeg geld is om eten te kopen. Net zoals vroeger in Nederland. Ze werken bijvoorbeeld in kolenmijnen, op rijstplantages, als schoenpoetser in een grote stad, of in textielfabrieken. Ze krijgen er heel weinig geld voor. De fabrieksdirecteuren kunnen zo goedkope spullen maken. Die kunnen ze goed verkopen aan andere landen. Ook aan Nederland. Iedereen wil liever een goedkope broek dan een dure, toch…? En zo blijft kinderarbeid bestaan.
    Er zijn veel organisaties die wat doen tegen kinderarbeid. UNICEF is er daar één van. Dat is een organisatie die opkomt voor de rechten van kinderen. Bijvoorbeeld voor het recht om naar school te kunnen gaan. En voor het recht om schoon drinkwater en voldoende medicijnen te hebben.
    Ook de regeringen van veel landen willen wat tegen kinderarbeid doen. In 2000 hebben de leiders van wel 189 landen samen afspraken gemaakt. Die noemen we 'millenniumdoelen'. Die afspraken gaan over de belangrijkste problemen in de wereld en hoe die aangepakt kunnen worden. Een van die doelen is: in 2015 gaan alle kinderen over de hele wereld naar school.