Koning Willem I

Het koninkrijk van Nederland en België

De Republiek was als staatsvorm twee eeuwen lang een uitzondering, in een tijd dat een koninkrijk de regel was. Na een revolutionaire periode vol democratische idealen komt daar een eind aan: de voormalige Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden worden samen één koninkrijk. De eerste koning is Willem I, zoon van de voormalige stadhouder Willem V.

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Als Napoleon in 1813 verslagen is, wordt de zoon van de voormalige stadhouder Willem V aangewezen om het koningschap van Nederland op zich te nemen. Hij accepteert de kroon en komt na zijn ballingschap in Engeland terug naar Nederland. In 1814 wordt hij in de Nieuwe Kerk in Amsterdam ingehuldigd als koning Willem I. Dat is een duidelijke breuk met het verleden. Willem I wordt niet, zoals zijn vader, stadhouder in alle gewesten, maar koning van een eenheidsstaat, met een duidelijke politieke hoofdrol.

In 1815 worden de voormalige Zuidelijke Nederlanden – het huidige België – met het grondgebied van de oude Republiek verenigd. Zo ontstaat een Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: voor Europese begrippen een middelgroot land met koloniale bezittingen in verschillende continenten.

Koning-koopman
De energieke Willem, ook wel ‘koning-koopman’ genoemd, spant zich tijdens zijn koningschap met name in om de economie weer tot bloei te brengen. Hij doet dat door in de drie delen van zijn koninkrijk – het Noorden, het Zuiden en de kolonie Nederlands-Indië – de sterke kanten van de economie te stimuleren. Het Zuiden, het huidige België, waar al vroeg een industriële revolutie heeft plaatsgevonden, moet zich richten op de productie van consumptiegoederen. De handelaren uit het Noorden, het huidige Nederland, moeten die producten vervolgens de wereld over brengen. En de inwoners van de kolonies ten slotte moeten de kostbare tropische goederen leveren. Willem I laat tussen Noord en Zuid kanalen en wegen aanleggen om het goederenvervoer te vergemakkelijken. Zelf treedt hij ook op als investeerder. Voor de handel met Nederlands-Indië richt hij in 1824 de Nederlandsche Handel-Maatschappij op. Ook wordt daar het cultuurstelsel ingevoerd: een systeem dat de lokale bevolking verplicht een deel van het jaar op het land te werken voor het koloniale bewind. Op die manier wordt Indië een wingewest dat de economie van het vaderland er weer bovenop moet helpen. De producten worden door de Nederlandsche Handel-Maatschappij verkocht.

België onafhankelijk
Ondanks zijn economische activiteiten valt de koning bij het zuidelijk deel van zijn bevolking niet in de smaak. De Belgische liberalen zien in hem een vorst die uit is op absolute macht en niet bereid is om de ontwikkelde bovenlaag meer inspraak te geven. De Belgische katholieken maken bezwaar tegen de inmenging van de protestantse koning in de opleiding van priesterstudenten. Ze vinden zijn godsdienstige bemoeienis te ver gaan. De kranten worden steeds meer beperkt in hun journalistieke vrijheid. Ook eist Willem dat in het hele land Nederlands wordt gesproken, terwijl de Belgische bovenlaag vooral Frans spreekt.

In 1830 komen de Brusselaars in opstand. ‘Dood aan Willem I, tiran van de Nederlanden,’ schrijven de Belgische opstandelingen. Willem stuurt er een leger op af, maar dat mag niet baten. België verkrijgt zijn onafhankelijkheid. Niettemin houdt de koning het leger nog negen jaar op de been. Dit brengt hoge kosten met zich mee, wat de koning ook in Nederland minder populair maakt. In 1839 erkent Willem eindelijk de Belgische onafhankelijkheid. Het jaar erop doet hij teleurgesteld afstand van de troon ten gunste van zijn zoon Willem II.